Ik smeek u, voorkom toch dat mijn bloed in vreemde bodem vloeit, ver weg van de HEER. De koning van Israël is uitgetrokken om een vlo na te jagen, zoals men in de bergen jacht maakt op een patrijs.’ Toen zei Saul:
‘Ik heb verkeerd gedaan. Kom terug, David, mijn zoon. Ik wil je niet langer kwaad doen, want jij hebt vandaag mijn leven gespaard. Ja, ik ben dwaas geweest en heb ernstige fouten gemaakt.’ Maar David zei:
‘Hier is uw speer, koning, laat een van uw mannen hem komen halen. Wie rechtvaardig en trouw is, wordt door de HEER beloond; ik heb vandaag mijn hand niet tegen de gezalfde van de HEER willen opheffen, ofschoon Hij u aan mij had uitgeleverd. Zoals ik vandaag uw leven gespaard heb, zo zal de HEER mijn leven sparen; Hij zal me redden uit alle nood.’ Toen zei Saul tegen David:
‘Gezegend ben je, David, mijn zoon. Je zult volbrengen wat je te doen staat. Ik weet dat je het kunt.’ Daarop vervolgde David zijn weg en Saul keerde terug naar zijn woonplaats.